Alle onderdelen van de Maginotlinie moesten natuurlijk goed bereikbaar zijn. Meestal werden abri's en commandoposten aan de rand van een weg of groot bospad gebouwd. Voor de bouw van kazematten en ouvrages werden wegen aangelegd voor het transport van machines en bouwmaterialen; ook werd gebruik gemaakt van smalspoor.
Van groot belang was een regelmatige bevoorrading van de ouvrages. Ze hadden veel munitie en andere voorraden (voedsel, brandstof, reserveonderdelen) nodig. Het transport hiervan kon op twee manieren gebeuren, nl. met vrachtauto's over de weg of per smalspoor.
De logistieke infrastructuur bestond uit opslagparken voor de Genie en munitiedepots in het achterland. Van hieruit werd materieel en munitie naar de ouvrages getransporteerd. De vrachtauto's maakten gebruik van de weg, voorzover het bestaande wegennet hierin voorzag. Als de ingangen van een ouvrage niet aan een bestaande weg lagen, werd een militaire weg gebouwd. Het burger- en militaire verkeer werd zodoende uit elkaar gehouden.
Op de bijgaande voorbeelden is de militaire weg rood gekleurd.
Bij het ontwerp van de linie was uitgegaan van de bevoorrading van de grote artillerie-ouvrages per smalspoor.Zie de
indeling
voor een overzicht van de ingangen per soort. Opvallend is dat in de sector Crusnes de ingangen ontworpen zijn als treiningang maar dat de bevoorrading met vrachtauto's plaats vond. Bij ouvrage Schoenenbourg vond bevoorrading per trein plaats, terwijl de munitie-ingang ontworpen was voor vrachtauto's.
Hoe verliep het transport?
Een munitietrein kwam via normaal spoor bij een overlaadstation of een
In ouvrages met een gelijkvloerse ingang reed de trein naar binnen. Na een aantal rangeerbewegingen nam de binnengekomen locomotief de lege wagons mee; de elektrische locomotief nam de volle wagons mee naar het hoofdmagazijn (M1) of naar de magazijnen M2.
Andere ouvrages in sectoren waar geen spoorwegnet was aangelegd, werden met vrachtauto's bevoorraad.